Kerstverhaal Een banale ontmoeting – Rita Verbist

Het liep tegen Kerstmis aan en vroor stevig.  Het perron kraakte onder Paul’s voeten, grappig, zoals nieuwe schoenen. Zijn mohair sjaal en beige overjas konden hem niet verwarmen.
Een zoveelste ontgoocheling, niets verkocht.  Een oudere vertegenwoordiger op zijn “retour”, huiswaarts naar een lege flat.  De groeven in Paul’s gezicht onderlijnden zijn misnoegdheid.  Het vlammetje in hem was reeds lang gedoofd.  De koude had vrij spel.
“De trein van Berchem naar Brussel van 21u15 heeft een vertraging opgelopen van 30 minuten”, kondigde een onpersoonlijke stem aan, gevolgd door hetzelfde bericht in het Frans.  Gek, dacht hij, die stem was net zo ijzig als het weer.
In het wachthokje zaten slechts twee personen, een mollige -naar wat hij meende- Zaïrese en een roodharige puber met teveel pearcings.  Hij koos een strategische zitplaats in de hoek over de Zaïrese en plooide zijn krant wijd open.  Perfect verborgen, zijn gedachten konden dwalen.
“Hebt gij een vuurtje ?” Paul liet zijn krant zakken, luidruchtig inademend.  Inderdaad.  De vraag was aan hem gericht.  “Ik rook niet”, repliceerde hij kort.  De jongen schokschouderde onhandig en ging opnieuw zitten.
De Zaïrese, in bruine imitatie bontjas, leek hem uit te lachen.  Er speelde een trage, sensuele glimlach om haar zwaar aangestifte rode lippen. Haar ogen, diep en donker, namen hem op.
Vreemd dat hij zich nu net onder haar blik ongemakkelijk begon te voelen.  Hij had reeds zoveel meegemaakt.  Zijn voeten schuifelden wat over en weer.  Van de kou, zo leek het, maar hij wist beter.
“Leest ge nog verder in uw gazet ?” tastte die rosse opnieuw zijn anonimiteit aan.  Hij keek op.  De jongen zag erg bleek, had duidelijk kou in zijn dunne jeansvest.  Ook zijn bravoure houding kon de broosheid niet verstoppen.  Een jonge, kwetsbare leeuw.
Hij verbaasde zichzelf en mompelde “hier, neem maar”.  Een wat aarzelende blik van ongeloof doorbrak de bleekheid van de knaap.  De Zaïrese over hem, tastte met haar ogen de zijne opnieuw af en leek tevreden over zijn gulheid.
Vreemd dat hem op dit ijzige perron zo’n zelfreflectie overviel.
“De trein van Berchem naar Brussel van 21u15 wordt eerst verwacht om 22u15″,  gevolgd door herhaling in het Frans.
De jongen stopte met lezen en keek vluchtig op.  Tastte vervolgens in zijn jaszak en vroeg “ook een stimorol ?”  “Wel ja”, antwoordde Paul, “dank je”.  Ook la belle nam een kauwgom en straalde de jongen een “merci beaucoup” toe.
Nooit zou hij achteraf kunnen verklaren waarom deze beide onbekenden het vlammetje in hem lieten ontbranden.
“In afwachting van de trein trakteer ik beneden op een koffie of soepje”, hoorde hij zichzelf zeggen.  “Vous comprenez, Madame ?  Je vous invite à prendre un café ou une soupe avec nous, comme vous voulez”. De knaap zei “ik wil wel een koffie”.  De vrouw antwoordde in perfect Frans dat ze de uitnodiging graag aannam.  De koude leek geen vat te hebben op haar warme uitstraling.
Ze stonden op en stapten gedrieën de trap af naar de stationshal, waar de koffiegeur hen tegemoetkwam. Slurpend aan hun hete drank, stelden ze zich aan elkaar voor.
Jan, de rosse puber was eigenlijk een wat verlegen knaap met veel interesse voor gehandicaptenzorg.  Aimée, de Zaïrese, was afro-kapster in een kapsalon in de Pelikaanstraat.  Het werd eigenlijk een totaal onverwachts, gezellig praatje.
Een half uur later namen Paul en Jan afscheid van Aimée.  Zij verkoos in Antwerpen te blijven en bij een vriendin te overnachten.  Hijzelf stapte samen met Jan terug over het perron, nog steeds pratend, wachtend op hun trein.
Bizar, dacht Paul,  dat net déze ontmoeting hem opnieuw herinnerde aan Kerstmis en waar het eigenlijk om ging.  Hij voelde zich rustig van binnen, opgewarmd ook.  En neen, hij weet dit niet aan de koffie …

Rita Verbist
december 2017